Opdracht 2

Brainstorm over wiskunde

De leerlingen schrijven woorden op waarbij ze denken aan het woord wiskunde, waarom je wiskunde moet kunnen, wat het inhoudt,… Ze gebruiken het programma ‘Glogster’ , hiermee kunnen ze een poster maken, dat kan zowel met geschreven woorden als met plaatjes die ze vinden op 'Koekeltjes'. Nadien komt er een toonmoment en worden de posters in de klas omhoog gehangen. 

 

Bronnen: 

 

https://www.koekeltjes.nl/

https://edu.glogster.com/?ref=com

 

Verantwoording:

 

Vraag 1: waarom helpt deze activiteit bij het bereiken van de doelstellingen van het vak? Zo leren de leerlingen ook eens op een andere manier omgaan met wiskunde. Niet alleen oefeningen en theorie maar ook eens verder kijken achter wat er schuilgaat als je het woord ‘wiskunde’ hoort. Ze hebben in het 1ste en 2de leerjaar ook al wiskunde gehad en mogen dit ook gebruiken in hun brainstorm.

Vraag 2: waarom past deze activiteit bij de leerlingen van het 3de leerjaar? Omdat deze kinderen al leren om wat verder na te denken. Eveneens is het heel makkelijk om met ‘Glogster’ te werken. Ze kunnen zowel geschreven teksten als afbeeldingen in hun poster verwerken en zo wordt ook hun creativiteit geprikkeld.

Vraag 3: waarom past deze activiteit bij de gekozen ICT-eindterm? Via de zoekmachine ‘Koekeltjes’ zoeken ze ‘Glogster’. De site is echt heel makkelijk maar als er toch problemen zijn of als iemand het niet goed begrijpt kunnen de leerlingen elkaar helpen, ook dat is belangrijk in de klas.

Vraag 4: waarom verhoogt deze activiteit de kwaliteit van het onderwijs? Omdat de leerlingen wiskunde op een andere manier benaderen, ze mogen in hun poster ook zeggen waarom ze wiskunde niet leuk vinden of waarom net wel en welke oefeningen ze tof vinden en waarom ze denken dat we wiskunde nodig hebben in het leven.

Vraag 5: hoe zou je dit praktisch aanpakken in de klas? Op vrijdagnamiddag is het knutselnamiddag. Terwijl een stuk van de klas iets knutselt kan een ander deel aan de computer hun ‘Glogster’ maken. De week nadien wisselen ze. Zo kan de leerkracht het deel van de klas die knutselen goed in de gaten houden en helpen terwijl het andere deel zelfstandig werkt aan de computer. 

 

Eindterm: 2